Terug
Gepubliceerd op 08/03/2023

Besluit  Gemeenteraad

ma 27/02/2023 - 20:00

Stedenbouwkundige verordening betreffende de bedrijfsgebouwen in de KMO-gebieden, goedgekeurd door de gemeenteraad van Aartselaar op 9 november 2005. Opheffing.

Aanwezig: Anouk Beels, raadslid-voorzitter
Sophie De Wit, burgemeester
Mark Vanhecke, Eddy Vermoesen, Hans Cops, Hilde Heyman, schepenen
Glenn Anné, Cristel Bal, Nicole Caremans, Joris De Bie, Guido D'Eer, Rosanne De Gryse, Bart De Hertogh, Paula De Leeuw, Lea Den Abt, Anse De Weerdt, Nadine Francus, Yves Hulin, Marijke Vandebroeck, Kris Wils, raadsleden
Peter van Mechelen, Algemeen directeur
Verontschuldigd: Bart Lambrecht, 2e schepen
Mike Schuurmans, Rudy Siebens, raadsleden

De gemeenteraad besloot de stedenbouwkundige verordening betreffende de bedrijfsgebouwen in de KMO-gebieden van 9 november 2005 op te heffen.

 

Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, en latere wijzigingen.

De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, en latere wijzigingen.

Het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (D.A.B.M.), B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk gewijzigd en het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s van 12 oktober 2007, B.S. 7 november 2007.

 

Het besluit van het college van burgemeester en schepenen van 15 november 2021 houdende det principiële beslissing tot opheffing van de stedenbouwkundige verordening betreffende de bedrijfsgebouwen in de KMO-gebieden en het opmaken van de MER-screeningnota.

Het besluit van het college van Burgemeester en Schepenen van 7 november 2022 met betrekking tot het voeren van het openbaar onderzoek en de officiële adviesvragen.

De beslissing van de Vlaamse overheid, afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en – projecten, Directie Gebiedsontwikkeling, Team MER van 2 augustus 2022, dat de herziening geen aanleiding geeft tot aanzienlijke negatieve milieugevolgen en dat de opmaak van een plan-MER niet nodig is.

Het resultaat van het Openbaar onderzoek dat liep van 5 december 2022 tot en met dinsdag 3 januari 2023. Tijdens het openbaar onderzoek werden geen bezwaarschriften ingediend.

Er werd door de Deputatie van de Provincie Antwerpen een volledig gunstig advies uitgebracht op 8 december 2022.

Op 9 december 2022 heeft het Departement Omgeving de gemeente op de hoogte gebracht geen advies te zullen uitbrengen.

Op 13 december 2022 heeft de GECORO volgend advies uitgebracht: “De GECORO beslist unaniem gunstig advies te geven aan de opheffing van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening betreffende de bedrijfsgebouwen in de KMO-gebieden van 9 november 2005 op voorwaarde dat er later nieuwe voorschriften met kwaliteitseisen voor KMO gebouwen zullen worden opgenomen in de op te maken algemene gemeentelijke stedenbouwkundige verordening of ‘Bouwcode’.

 

Op 9 november 2005 werd door de gemeenteraad de stedenbouwkundige verordening betreffende de bedrijfsgebouwen in de KMO-gebieden goedgekeurd.

Sindsdien wordt deze verordening op alle aanvragen tot een stedenbouwkundige vergunning / omgevingsvergunning toegepast. Zij is van toepassing op het volledige grondgebied van de gemeente Aartselaar, binnen de KMO gebieden zoals afgebakend in het Gewestplan.

Grotendeels werden in deze verordening de algemene gewestplanvoorschriften overgenomen. Maar verder verstrengd en verfijnd.

De algemene gewestplanvoorschriften houden het volgende in:

Artikel 2.0: Industriegebieden

Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de ander industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.

Artikel 2.1.3: Gebieden voor ambachtelijke bedrijven en gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen (aanvullende aanduiding)

De gebieden voor ambachtelijke bedrijven en de gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen. Deze gebieden zijn mede bestemd voor kleine opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot, met uitzondering van afvalproducten van schadelijke aard.”

 

De gemeentelijke verordening verstrengde en verfijnde deze algemene voorschriften met:

De definiëring van de hoofdbestemming in art. 3: “De KMO-gebieden zijn in hoofdzaak bestemd voor bedrijven die zich bezighouden met verwerking, productie, distributie, logistiek, opslag en transport.

Kleinhandel en autonome kantoren zijn niet toegelaten.”

De Nevenbestemming in art. 4: “Nevenbestemmingen zijn beperkt tot complementaire functies zoals kantooradministratie, toonzalen, demonstratieruimtes, sociale lokalen, …. Deze activiteiten mogen geen intensieve loketfunctie hebben.

De vloeroppervlakte van de nevenfuncties blijft beperkt tot maximum 20% van de hoofdfunctie. Voor researchactiviteiten is dit beperkt tot maximum 40% van de hoofdfunctie.”

Het aantal te voorziene parkeerplaatsen in art. 5.

 

In de KMO-verordening werden geen afwijkingsmogelijkheden voorzien.

 

Door de veranderde (de KMO verordening is reeds van 2005) en alsmaar steeds versneld evoluerende economische en maatschappelijke situaties en inzichten, en visie op de ruimtelijke ordening stelt het College van burgemeester en Schepenen voor om af te stappen van de stringerende voorschriften van de betreffende KMO-verordening zodat in de toekomst terug de algemene gewestplanvoorschriften kunnen gehanteerd worden bij de beoordeling van omgevingsaanvragen binnen de KMO gebieden van Aartselaar.

 

Na opheffing van de gemeentelijke verordening zullen aanvragen binnen KMO zones verder beoordeeld kunnen worden aan de hand van de volgende algemene voorschriften:

Gewestplan:
Artikel 2.0: Industriegebieden

Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de ander industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.

Artikel 2.1.3: Gebieden voor ambachtelijke bedrijven en gebieden voor kleine en middelgrote

ondernemingen (aanvullende aanduiding)

De gebieden voor ambachtelijke bedrijven en de gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen. Deze gebieden zijn mede bestemd voor kleine opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot, met uitzondering van afvalproducten van schadelijke aard.

 

Omzendbrief betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen van 8 juli 1997, gewijzigd via omzendbrief dd. 25/1/2002 en 25/10/2002:

ARTIKEL 7. DE INDUSTRIEGEBIEDEN

7.2. De industriegebieden

7.2.0. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk : bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.

1. De industriegebieden zijn bestemd voor industrieën en ambachtelijke bedrijven in het algemeen.

In het bijzonder moeten die industrieën en ambachtelijke bedrijven in het industriegebied worden ondergebracht, die moeten worden afgezonderd van de andere bestemmingen wegens hun aard of wegens economische en sociale redenen, of omdat deze bedrijven niet behoren tot de normale uitrusting van andere gebieden.

Wat onder het begrip « industriële bedrijven » dient te worden verstaan, wordt stedenbouwkundig niet nader bepaald, zodat het begrip in zijn spraakgebruikelijke betekenis dient te worden begrepen, met name bedrijven waar grondstoffen worden verwerkt, of nog, productief-technische bedrijven. Ook het begrip « ambachtelijk bedrijf » wordt niet nader gedefinieerd. De overheid die uitspraak moet doen over de vergunningsaanvraag dient derhalve te oordelen naar recht en redelijkheid of de betrokken inrichting al dan niet een ambachtelijk bedrijf is en zulks overeenkomstig de gebruikelijke betekenis van het woord, met name een bedrijf waarin het handwerk primeert, wat het gebruik van machines evenwel niet uitsluit.

De louter commerciële activiteiten, zoals winkels en handelszaken, horen niet thuis in industriegebied.

2. De industriële gebieden omvatten een bufferzone.

a) De hier bedoelde bufferzone is onafhankelijk van de bufferzone die op het ontwerpgewestplan is aangeduid in toepassing van artikel 14.4.5. In het huidig geval gaat het niet om een zelfstandig bestemmingsgebied maar betreft het een strook binnen het industriegebied met een hoofdzakelijk esthetische en stedenbouwkundige functie. Om die reden moet ze aangebracht worden op het industriegebied zelf.

b) De breedte en de aanleg van de bufferzone is afhankelijk van de oppervlakte en de vorm van het industriegebied zelf, van de aard van de industrieën, van de eigenlijke hinderlijkheid ervan en van de bestemming van de aanpalende gebieden.

De bufferzones dienen te worden bepaald in de bouwvergunning, verleend voor de randpercelen van het gebied, of in het indelingsplan dat opgesteld wordt naar aanleiding van een onteigeningsplan, of in een bijzonder plan van aanleg van het gebied.

Bouwvergunningen voor de oprichting van een industrieel of ambachtelijk bedrijf zijn onwettig indien zij niet voorzien in de aanleg van een bufferzone, of indien de bufferzone waarin zij voorzien ontoereikend is.

Rondom de industriezones en ambachtelijke zones dient (op de aldus aangeduide zone) een bufferstrook aangelegd te worden waarvoor als breedte volgende cijfers als richtinggevend kunnen worden vooropgesteld:

15 m voor ambachtelijke bedrijven;

25 m voor milieubelastende bedrijven;

50 m voor vervuilende industrie.

Wanneer zij palen aan woongebieden moeten deze breedten vergroot en zelfs verdubbeld worden. De breedte en de aanleg van de bufferstroken tussen de bedrijven zelf betreffen een technisch stedenbouwkundige aangelegenheid. Zij worden bepaald bij de vaststelling van een plan van aanleg van de industriezone, bij een indelingsplan naar aanleiding van een onteigeningsplan, of bij de goedkeuring van een bouwvergunning.

3. Huisvesting van het bewakingspersoneel.

a) Noodzakelijkheid (van huisvesting) voor de goede werking en de veiligheid.

De mogelijkheid voor huisvesting op een industrie of een ambachtelijk terrein kan maar overwogen worden voor zover deze huisvesting noodzakelijk is voor de veiligheid en de goede werking. Aan de hand van bestaande industriezones, kan worden afgeleid dat deze noodzakelijkheid aan huisvesting zeer relatief is.

Er is immers praktisch geen functioneel ruimtelijk verband tussen de activiteit van het onderhouden, het verzekeren van de goede werking en het bewaken enerzijds en het gehuisvest zijn anderzijds. Uit het feit op een bedrijf te werken, zelfs in min of meer permanent verband, kan nog niet de noodzakelijkheid worden afgeleid om op dit bedrijf te wonen.

De noodzakelijkheid van bewaking met betrekking tot de veiligheid en de goede werking bestaat meestal wel, deze van huisvesting meestal niet.

b) Huisvesting.

Zo deze noodzakelijkheid aan huisvesting bewezen is, is het aanvaardbaar dat een ruimte wordt voorzien voor de huisvesting (van het bewakingspersoneel).

Artikel 7 spreekt van « huisvesting » en niet van « woningen ». Dit wijst erop dat de ruimte voor huisvesting een geïntegreerd geheel moet uitmaken met het industriële of ambachtelijk bedrijf.

Het feit dat het artikel de nadruk legt op de veiligheid, de bewaking en de goede werking van het bedrijf wijst erop dat de ruimte voor huisvesting moet gebonden zijn aan het bedrijf zelf. Dit betekent dat de afzonderlijke inplanting van een bedrijfswoning (niet constructief gekoppeld aan het eigenlijke bedrijfsgebouw) niet kan worden toegestaan.

Verkavelingen (in een ambachtelijke zone) voor vestiging van kleine en familiale bedrijven, en waarbij naast de oprichting van de eigenlijke bedrijfsgebouwen, tevens een strook is voorzien (bv. aan de straat) voor de oprichting van vrijstaande bedrijfswoningen dienen grondig onderzocht te worden op het stuk van de werkelijke intenties.

Hierbij zullen voornamelijk de grootte van de kavels, de aangeduide bestemmingen en andere stedenbouwkundige elementen een basis vormen voor de beoordeling. Bouwaanvragen die enige twijfel doen rijzen door het feit dat het zou gaan om een residentiële woning met een bedrijfje erbij eerder dan om een bedrijf (met een bedrijfswoning) dienen in elk geval voorgelegd te worden aan de beleidsafdelingen van AROHM, die het op zijn beurt aan de minister kan voorleggen.

Indien de aanvraag in dergelijke gevallen niet voldoende gestaafd is door bewijsmateriaal (dat het gaat om een bedrijf) zal de aanvraag dienen geweigerd te worden.

c) Bewakingspersoneel.

Onder bewakingspersoneel kan worden verstaan: de concierge of bewaking voor grote bedrijven;

voor familiale en kleinere bedrijven kan het ook een lid van het kaderpersoneel, de eigenaar of de uitbater zelf zijn.

4. Complementaire dienstverlenende bedrijven.

Het gaat om dienstverlenende bedrijven, die nuttig of noodzakelijk zijn voor de goede werking van de eigenlijke industriële of ambachtelijke bedrijven. Het gaat dus om bedrijven die complementair zijn aan of die dienst verlenen aan de eigenlijke industriële of ambachtelijke bedrijven. Aangezien dergelijke dienstverlenende bedrijven « complementair » zijn en « ten behoeve van de andere (namelijk de bestaande of voorziene) industriële bedrijven » worden opgericht, kan vergunning slechts worden afgegeven indien reeds industrieën of ambachtelijke bedrijven bestaan of concrete plannen tot realisatie ervan bekend zijn.

Artikel 7 vermeldt limitatief de aard van deze complementaire bedrijven die kunnen worden toegelaten: bankagentschappen, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen (bestemd voor nationale of internationale verkoop). Met dit laatste worden onder meer postorderbedrijven bedoeld.

 

Tevens kan er na opheffing van de verordening gebruik worden gemaakt van de afwijkingsmogelijkheden die kwalificeren onder de basisrechten voor zonevreemde constructies (art. 4.4.10 – 4.4.22 VCRO).

Deze gelden enkel voor:

Bestaande, niet verkrotte, hoofdzakelijk vergunde gebouwen of gebouwencomplexen niet gelegen in ruimtelijk kwetsbaar gebied, met uitzondering van parkgebieden en agrarische gebieden met ecologisch belang of ecologische waarde. En recreatiegebieden.

 

Voor industriegebieden in de ruime zin zijn volgende limitatieve zonevreemde functiewijzigingen toelaatbaar:

  • Een gebouw in industriegebied gebruiken voor kantoorfunctie of diensten, met uitzondering van handel en horeca is vergunbaar als aan al de volgende voorwaarden voldaan is:
    • In de ruimere omgeving van het gebouw of gebouwencomplex komen nog gebouwen voor met de vergunde functie "kantoorfunctie of diensten, met uitzondering van handel en horeca".
    • Indien op het industriegebied in kwestie meer dan drie bedrijven gevestigd zijn, dan hebben minstens 50 % van de bedrijven van dat industriegebied reeds een vergunde hoofdfunctie "kantoorfunctie of diensten, met uitzondering van handel en horeca".
    • Gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.
    • Het nieuwe gebruik is mogelijk zonder ingrijpende werken.
    • Een gebouw in industriegebied gebruiken voor luidruchtige binnenrecreatie (karting, fuifzaal, schietstand...) is vergunbaar als aan al de volgende voorwaarden voldaan is:
      • Gelegen aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.
      • Het nieuwe gebruik is mogelijk zonder ingrijpende werken.

 

Dergelijke aanvraag van zonevreemde functiewijziging dient getoetst te worden aan de goede ruimtelijke ordening en kan niet beschouwd worden als een recht.

 

Openbaar onderzoek

Het College van burgemeester en schepenen heeft een openbaar onderzoek georganiseerd van 5 december 2022 t.e.m. 3 januari 2023. Het openbaar onderzoek werd aangekondigd door aanplakking van het bericht van bekendmaking aan het gemeentehuis, publicatie van het bericht van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en publicatie van het bericht van bekendmaking in het gemeentelijk infoblad van december 2022 – januari 2023. Daarnaast werd het openbaar onderzoek aangekondigd op de gemeentelijke website.

Tijdens het openbaar onderzoek werden geen bezwaarschriften ingediend.

Externe adviezen

De officiële adviesvraag aan bovenlokale adviesinstanties eindigde op 20 december 2022.

Tijdens de periode van adviesvraag werden twee adviezen uitgebracht met volgende inhoud:

- 8/12/2022, Provincie Antwerpen: “Volledig gunstig”

- 9/12/2022, Departement Omgeving: “Geen advies”

Interne adviezen

De GECORO bracht op 13 december 2022 een unaniem gunstig advies uit over de opheffing Stedenbouwkundige verordening betreffende de bedrijfsgebouwen in de KMO-gebieden, op voorwaarde dat er later nieuwe voorschriften met kwaliteitseisen voor KMO gebouwen zullen worden opgenomen in de op te maken algemene gemeentelijke stedenbouwkundige verordening of ‘Bouwcode’.

Het gunstig advies van ORA d.d. 8 februari 2023.

Publieke stemming
Aanwezig: Anouk Beels, Sophie De Wit, Mark Vanhecke, Eddy Vermoesen, Hans Cops, Hilde Heyman, Glenn Anné, Cristel Bal, Nicole Caremans, Joris De Bie, Guido D'Eer, Rosanne De Gryse, Bart De Hertogh, Paula De Leeuw, Lea Den Abt, Anse De Weerdt, Nadine Francus, Yves Hulin, Marijke Vandebroeck, Kris Wils, Peter van Mechelen
Voorstanders: Anouk Beels, Sophie De Wit, Mark Vanhecke, Eddy Vermoesen, Hans Cops, Hilde Heyman, Glenn Anné, Cristel Bal, Nicole Caremans, Joris De Bie, Guido D'Eer, Rosanne De Gryse, Bart De Hertogh, Paula De Leeuw, Lea Den Abt, Anse De Weerdt, Nadine Francus, Yves Hulin, Marijke Vandebroeck, Kris Wils
Resultaat: Goedgekeurd met eenparigheid van stemmen.

Artikel 1

Akte te nemen van het advies van de GECORO van 13 december 2022.


Artikel 2

De stedenbouwkundige verordening betreffende de bedrijfsgebouwen in de KMO-gebieden van 9 november 2005 op te heffen.


Artikel 3

De opheffing van de verordening samen met onderhavig besluit en het volledige advies van de GECORO van 13 december 2022 met een beveiligde zending te bezorgen aan de Deputatie van de Provincie Antwerpen en het Departement Omgeving.


Artikel 4

Als onderhavig besluit tot definitieve opheffing van de Stedenbouwkundige verordening betreffende de bedrijfsgebouwen in de KMO-gebieden van 9 november 2005 niet tijdig is geschorst of vernietigd (Vlaamse Regering / Deputatie van de Provincie Antwerpen), onderhavig besluit tot definitieve opheffing binnen de zestig dagen na de definitieve opheffing bij uittreksel bekend te maken in het Belgisch Staatsblad en wordt ze binnen dezelfde termijn bekendgemaakt op de website, vermeld in het Belgisch Staatsblad.

De opheffing treedt in werking veertien dagen na de bekendmaking van deze gemeenteraadsbeslissing houdende de opheffing van de verordening bij uittreksel in het Belgisch staatsblad.


Artikel 5

Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het algemeen bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, van toepassing.